Sterrenstelsels zijn verzamelingen van miljarden sterren. Maar wist je dat sommige sterrenstelsels nog groter worden door het opslokken van kleinere sterrenstelsels?!
Sterrenkundigen dachten dit al een tijdje maar het was heel lastig om te bewijzen. Zodra een sterrenstelsel opgegeten is, is het bijna onmogelijk om bewijs te vinden van dat het ooit bestaan heeft. Het is net als dat je water zoekt dat net vanuit een emmer in een vijver is gegooid. Het water voegt heel snel samen met het water in de vijver, zonder een spoor achter te laten.
Op dezelfde manier voegen de sterren van het kleinere sterrenstelsel zich bij het grotere sterrenstelsel, en wordt het bijna onmogelijk om te zien welke sterren bij welk sterrenstelsel hoorden.
Maar sterrenkundigen hebben nu een hele slimme manier bedacht om een sterrenstelsel te vinden dat is opgegeten. Ze kijken naar wolken van kosmisch gas en stof; die noemen we planetaire nevels. Planetaire nevels komen minder vaak voor dan sterren, en ze zijn makkelijker te vinden dan individuele sterren.
Probeer je nu weer voor te stellen dat je een emmer water in een vijver gooit. Maar nu is het water modderig. Zodra het water in de vijver valt, kun je nog steeds stukjes modder zien drijven, bewegend over de rimpelingen van het wateroppervlak.
De planetaire nevels gedragen zich net als de modderdeeltjes en laten ons de rimpelingen van het kleine sterrenstelsel zien, die zich voort beweegt door het grotere sterrenstelsel heen.
Deze techniek is gebruikt bij een bekend super groot sterrenstelsel, genaamd Messier 87. Sterrenkundigen keken naar driehonderd planetaire nevels in dit sterrenstelsel en vonden dat het een donker geheim heeft. Het heeft ergens in de afgelopen miljard jaar een heel spiraalvormig sterrenstelsel opgeslokt!
Een planetaire nevel proberen te vinden in Messier 87 is net zoiets als normale 60 Watt lampen proberen te zien op Venus, vanaf hier op de Aarde!